dinsdag 11 november 2008

11 november 2008

Dinsdagochtend neem ik de trein naar Amsterdam. Een volle rugzak mee. Peinzend zie ik het landschap aan me voorbij gaan. Vreemd idee, het duurt minstens 2 weken voor ik weer terug naar Utrecht ga. Als ik er al ooit weer kom. Die gedachte druk ik weg. Gespannen voel ik me, nou gaat het avontuur toch echt beginnen. In Amsterdam Zuid overstappen op de metro. Dat lukt niet. Waarom staat die metro niet aangekondigd? En na 10 minuten en twee keer naar de balie rennen om met een steeds paniekeriger stem te vragen waar toch die metro naar de Isolatorweg blijft, kom ik er achter dat ik domweg op het verkeerde perron sta. Doorgewinterde reiziger met zenuwen.
De hele dag in het AVL onderzoeken en gesprekken. Met onuitwisbare stift wordt een kruis op m´n buik gezet waar het stoma gaat komen. Ik kijk er naar en ondanks alle voorbereiding zegt me dat helemaal niks. Wel weet ik dat mijn buik er vanaf morgen heel erg anders uit gaat zien. Ach.
Een slang in m´n neus die naar m´n darmen leidt. Getver, dat is lastig met slikken. Gesprekken met verpleging en fysiotherapeut. Ze proberen me ergens op voor te bereiden.
Gezelligheid met Seppie, die alles wat iedereens ons vertelt noteert in een boekje met als titel: Trix´ kankerboekje. Daar gieren we om. Tegelijkertijd ontroert ze me met haar oneindige zorgzaamheid en oog voor detail.
´s Avonds zit ik samen met Horenblas in een kale vergaderkamer aan een grote tafel te praten over morgen. ´Geen carnavalsavond vanavond, hoop ik?´, grap ik. Horenblas terug:´Maak je maar geen zorgen, behalve m´n standaard fles wijn houd ik het rustig.´ We giechelen. M´n maag kriebelt als ik naar de man kijk. Van hem hangt m´n leven af.
Dan in bed nog wat tv kijken met die vervloekte slang in m´n maag die nu al irriteert, en dan slapen. Dat lukt goed. De volgende ochtend word ik heel vroeg wakker gemaakt door een opgewekte verpleegster die me aanraadt vooral heel uitgebreid te douchen. Dat doe ik. In de kleine badkamer laat ik de warme stralen als een weldaad op me neerkomen. Ik was m´n haren en gebruik overdadig veel doucheschuim. Nooit verkeerd om het personeel van de operatiekamer gunstig te stemmen. Als ik daarna op de WC ga zitten om te plassen, realiseer ik me dat dit de aller, allerlaatste keer is dat ik dit doe. De rillingen lopen over m´n armen en m´n rug.
Hierna gaat het operatiehemd aan en kruip ik terug in bed. Nog wat sms´jes versturen en wachten. Dan word ik opgehaald en door de gangen naar de operatiekamer gereden. Kalm ben ik, maar met droge mond. In de operatiekamer is het koud, de verpleegsters en de anaesthesist gaan direct aan de slag. Ik moet op de rand van het smalle operatiebed gaan zitten en word overal geprikt en aangeraakt. Van de drie spuiten in m´n rug schrik ik. Een aanval van achteren! De plakkers op m´n borst en de infusen in m´n arm leiden af. Ik hoor dat de verpleegster me vertelt wat ze zoal aan het doen zijn, maar ik kan het allemaal niet goed plaatsen. Ik voel me eenzaam en op mezelf teruggeworpen. Je kunt nóg zoveel steun en hulp krijgen, als de spuiten je lijf in gaan ben je alleen. Ik voel dat een traan over m´n wang glijdt. Op datzelfde moment word ik op m´n rug gelegd door de anaesthesist en terwijl ik in z´n ogen kijk, val ik weg.

Geen opmerkingen: